Wanneer je gehoor je in de steek laat

Wanneer je gehoor je in de steek laat

Horen, we doen het de hele dag door. We zijn voor een groot deel van onze dagelijkse activiteiten afhankelijk van een goed gehoor. Bijna alle ouderen krijgen vroeg of laat te maken met slechthorendheid. En dat is niet alleen lastig, maar het kan ook leiden tot eenzaamheid.
 

Aan dit artikel werkten mee: Noëlle Sant, Sophia Kramer en Dorly Deeg.

Marieke Pronk deed voor haar proefschrift onderzoek naar de gevolgen van gehoorachteruitgang voor zowel het dagelijkse functioneren als voor de psychosociale gezondheid van ouderen. Ook bekeek zij hoe vlug het gehoor jaarlijks achteruitgaat en of bij ouderen met bepaalde eigenschappen (bijvoorbeeld bij relatief oude ouderen, en ouderen met een verminderd cognitief vermogen) dit proces sneller gaat.

Slechthorendheid, een omvangrijk probleem

Een verminderd gehoor is een veel voorkomend probleem. Wereldwijd is het zelfs de meest voorkomende beperking onder volwassenen. Het overgrote deel (90%) van de gevallen kan worden toegerekend aan ouderdomsslechthorendheid. Dat doet gemiddeld haar intrede zo rond het vijftigste levensjaar. Het percentage slechthorenden loopt gestaag op met de leeftijd. Zo’n 20% van de 55-plussers is slechthorend, tegen maar liefst 85% van de 85-plussers. Er wordt verwacht dat het aantal slechthorende volwassenen door de veroudering van de bevolking in de toekomst alleen nog maar toe zal nemen. Daarnaast zal door het verhogen van de pensioenleeftijd ook het percentage werkende ouderen met slechthorendheid toenemen.

Door de veroudering zal in de toekomst het aantal slechthorende ouderen alleen nog maar toenemen.

Horen

De hele dag door is er geluid: muziek, ritselende bladeren, een naderende auto, een ruisende airconditioning, een rinkelende telefoon, en natuurlijk spraak. Bij horen worden geluidstrillingen achtereenvolgens opgevangen door de oorschelp , doorgegeven door de gehoorgang , versterkt in het middenoor  (trommelvlies en gehoorbeentjes) en doorgestuurd naar het binnenoor  (slakkenhuis). In het binnenoor bevindt zich vloeistof die door de doorgegeven trillingen in beweging kan komen. Bij een goed gehoor komen de juiste haarcellen in beweging waardoor ze een elektrische activiteit veroorzaken aan het begin van de gehoorzenuw . Deze geeft het signaal weer door aan de hersenen (de auditieve cortex ) waar het geluid wordt verwerkt en ook daadwerkelijk wordt verstaan (begrepen).
Horen doe je dus niet alleen met je oren, maar ook met je brein. Zogenaamde centrale auditieve functies zorgen ervoor dat je luidheid, toonhoogte en duur van geluid kunt beoordelen. Voor het verstaan van spraak spelen ook meer algemene cognitieve vaardigheden een rol, zoals een tijdige verwerking van alle geluidsinformatie, een goedwerkend werkgeheugen  en het gebruik maken van de context waarin iets gezegd wordt.
Alle spraak die je waarneemt met je oren wordt in het brein vergeleken met de woordenschat waar je over beschikt. Wanneer spraak niet volledig wordt waargenomen doet het brein een beroep op bepaalde talige vaardigheden. Zo kun je op basis van de zinsbouw of de context van de zin toch het woord dat je in eerste instantie niet volledig had verstaan correct afleiden. Dit gebeurt aan de lopende band en doe je vaak onbewust. Maar dit vergt dus wel het een en ander van het brein. Het brein moet bijvoorbeeld de capaciteit hebben om het gehoorde tijdelijk in het geheugen vast te houden (werkgeheugen), het te vergelijken met de woordenschat, waar nodig aan te vullen, en dit alles in een vlot tempo. Vermoedelijk worden de vermoeidheidsklachten die veel slechthorenden ervaren veroorzaakt door de verhoogde cognitieve inspanningen die ze constant moeten leveren om spraak goed te verstaan.

Ouderdomsslechthorendheid

Ouderdomsslechthorendheid  is het geleidelijke sluipende gehoorverlies dat voornamelijk optreedt door natuurlijke verouderingsprocessen. De hoorproblemen worden voor een groot deel verklaard door slijtage van de haarcellen in het binnenoor. In de eerste stadia worden vooral de haarcellen aangedaan die de hoge tonen (frequenties) moeten doorgeven. Het horen van gefluit van vogeltjes, het ritselen van bladeren en het tikken van de klok zijn vaakgenoemde geluiden die problemen opleveren. Qua spraak is het missen van de medeklinkers (bijvoorbeeld t, f, h, s) een belangrijke oorzaak van het niet of verkeerd verstaan van woorden. Medeklinkers hebben een relatief hoge frequentie gecombineerd met een relatief zachte luidheid (bijvoorbeeld schot/schop, kat/kas).
In latere stadia van de ouderdomsslechthorendheid breidt het hoge tonenverlies zich steeds meer uit en worden ook de haarcellen van de lagere tonen aangedaan, waardoor uiteindelijk alle spraak slechter verstaanbaar wordt. Naast het gehoorverlies gaat ook het richtinghoren (waar komt het geluid vandaan?) steeds moeilijker. Maar van alle gehoorbeperkingen is een verminderd spraakverstaan in achtergrondrumoer nog wel het meest genoemde en beperkende hoorprobleem. Dit is vooral het gevolg van de verslechterde geluidsverwerking van spraak.
Denk maar eens aan situaties waar er luide muziek op de achtergrond aanstaat, of wanneer er meerdere mensen tegelijk praten, zoals op een feestje of receptie. Dit is voor goedhorende mensen al moeilijk, maar voor slechthorenden helemaal. Slechter horende mensen zeggen dan ook wel: ‘Ik kan de spraak wel hóren, ik kan het alleen niet goed verstáán.’ Dat wat men wil horen (de spraak) kan men dus niet meer goed onderscheiden van de ruis (het achtergrondrumoer) en dat lukt alleen nog maar wanneer de spraak in verhouding luider wordt aangeboden dan de ruis (de signaal-ruisverhouding gunstiger wordt gemaakt).

Cocktailparty-effect

Op een feestje of receptie is het voor goedhorende mensen al moeilijk om elkaar te verstaan, laat staan voor mensen die niet zo goed horen.

Nationale Hoortest

Voor het onderzoek van Pronk is gebruik gemaakt van gegevens afkomstig uit de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA). Het LASA-cohort betreft een representatieve steekproef van Nederlandse ouderen van 55 jaar en ouder. Gehoor werd gemeten met de zogenaamde Nationale Hoortest. Deze test meet het vermogen om spraak in achtergrondruis te verstaan. Er wordt een reeks van drie cijfers genoemd met op de achtergrond een constante ruis. Hiermee kun je de verhouding tussen de luidheid van de spraak en de ruis bepalen waarbij iemand nog 50% van de spraak goed kan verstaan (bepaling van de spraakverstaanbaarheidsdrempel in ruis).
Hoortestgegevens van 1298 oudere volwassenen (57 jaar en ouder) gemeten over een periode van drie tot zeven jaar lieten zien dat het spraakverstaan in ruis jaarlijks verslechterde met 0.18 decibel signaal-ruisverhouding. Dit betekent dat voor de gemiddelde oudere het spraakverstaan in ruis in de moeilijkste hoorsituaties jaarlijks met grofweg 4% verslechtert.
Verder bleek dat hoe ouder de respondenten waren, hoe sneller de gehoorachteruitgang ging. Voor de 75-plussers was de verslechtering grofweg twee keer zo snel als voor de 57-75 jarigen (respectievelijk 0.26 tegen 0.13 decibel signaal-ruisverhouding per jaar).

Gehoorachteruitgang

De gemiddelde achteruitgang bij ouderen van het vermogen om spraak in ruis te verstaan (een toename in decibel signaal-ruisverhouding betekent een verslechtering).

Informatieverwerkingssnelheid

In LASA zijn er naast de Nationale Hoortest allerlei andere testen afgenomen waaronder de Codeertaak om de informatieverwerkingssnelheid te testen. Uit het proefschrift van Pronk blijkt dat er een verband is tussen gehoorachteruitgang en informatieverwerkingssnelheid.
Wanneer de informatieverwerkingssnelheid achteruitging, ging het gehoor in dezelfde mate achteruit. Andere factoren (zoals alcoholgebruik, roken, opleidingsniveau of geslacht) bleken geen gehoorachteruitgang te verklaren. Uit de resultaten blijkt dus dat iemands cognitie van belang is bij het horen. Het betekent eigenlijk dat wanneer je brein meer moeite krijgt om informatie op het juiste tempo te verwerken, dit het horen in achtergrondrumoer negatief beïnvloedt.

Diagnose en behandeling

Hoewel slechthorendheid veel voorkomt en behoorlijk belemmerend kan zijn voor vele dagelijkse activiteiten wordt de aandoening niet altijd goed vastgesteld of behandeld. Bij het vaststellen van gehoorproblemen gaat het niet alleen om het verliezen van decibellen, maar moet juist ook in kaart kunnen worden gebracht wat dit voor iemands functioneren in het algemeen betekent. Op dit moment is er geen geschikte vragenlijst of test beschikbaar die alle factoren, zowel op fysiek gebied, als op het gebied van activiteiten en participatie in de maatschappij, in kaart kan brengen. Een dergelijke set zou minimaal nodig zijn om het functioneren en de functioneringsproblemen van een persoon volledig te beschrijven. Deze situatie belemmert eenduidige en vergelijkbare meting in de kliniek en in wetenschappelijk onderzoek. Aan een dergelijke kernset wordt door een internationaal team van onderzoekers gewerkt.
Mensen denken vaak, het hoort erbij, of mijn problemen vallen wel mee, dus verzuimen om hiermee naar een huisarts, audicien, of KNO-arts te gaan. Dat is jammer, want we verwachten dat des te eerder de slechthorendheid ontdekt wordt, des te meer er bereikt kan worden door een juiste behandeling. Dit kan door middel van hoortoestellen, maar ook door het aanbieden van communicatieprogramma’s (bijvoorbeeld training in spraakafzien, hoortactieken en persoonlijke aanpassing), hoorhulpmiddelen  en door het verbeteren van de akoestiek van de leefomgeving. Omdat veel ouderen geen hoortoestellen gebruiken onderzocht Pronk of dit soort alternatieven in het verleden zijn aangeboden aan slechthorenden die opgespoord werden via een screeningsprogramma. Er bleek nog maar weinig gebruik van te zijn gemaakt. Pronk en collega’s concludeerden dat er verder onderzoek nodig is om te bepalen of met alternatieve behandelmogelijkheden de grote groep van onbehandelde slechthorende ouderen verkleind kan worden.

Slecht horen maakt eenzaam

Eenzaamheid is een belangrijk maatschappelijk probleem, en het komt veel voor, niet alleen bij ouderen. Eenzaamheid is een subjectief begrip. Iemand kan een enkele goede vriend hebben en hier erg tevreden mee zijn, en een ander met meerdere vrienden en kennissen kan zich heel eenzaam voelen. Bij eenzaamheid is het goed om een onderscheid te maken tussen sociale en emotionele eenzaamheid. Bij sociale eenzaamheid gaat het om het gemis in betekenisvolle relaties met een bredere groep mensen om je heen, zoals je kennissen, collega´s, of buurtgenoten. En bij emotionele eenzaamheid gaat het om een gemis van een emotioneel hechte band met een partner of hartsvriend of – vriendin.
Uit het onderzoek van Pronk blijkt dat er een aantal groepen is die meer kans maken om eenzamer te worden door een slechter gehoor. Ook hier is weer onderscheid gemaakt tussen sociale en emotionele eenzaamheid. Om welke groepen gaat het?
• Niet-hoortoestelgebruikers (sociale eenzaamheid)
• Mannen (emotionele eenzaamheid)
• Diegenen die met een partner leven (sociale en emotionele eenzaamheid)
• Diegenen met een hogere sociaal-economische status; hoger opleidingsniveau (sociale en emotionele eenzaamheid) en slechthorenden met een hoger inkomen (sociale eenzaamheid)

Uit eerder onderzoek is gebleken dat mannen, vaker dan vrouwen, hun gehoorverlies ontkennen en onderschatten. Ook gebruiken ze wat minder vaak non-verbale compenserende communicatiestrategieën dan vrouwen. Daarnaast putten mannen voor hun intieme emotionele band vaak enkel uit de partnerrelatie terwijl vrouwen vaak ook putten uit vriendschappen. Het is bekend dat de partnerrelatie fors onder druk kan komen te staan wanneer één of beide partners slechthorend zijn. Dit alles zou voor mannen in meer emotionele eenzaamheid kunnen uitmonden.

Ouderenliefde

Mannen putten voor hun intieme emotionele band met name uit een partnerrelatie. Wanneer een of beide partners slechthorend zijn, kan deze partnerrelatie flink onder druk komen te staan.
De grote druk die slechthorendheid kan leggen op de partnerrelatie zou ook een verklaring zijn voor het effect dat slechts werd gevonden voor ouderen die met een partner leven (emotionele eenzaamheid). Een verklaring voor het effect op sociale eenzaamheid voor de laatstgenoemde groep, maar ook voor ouderen die een hoge sociaaleconomische status hebben, zou gezocht kunnen worden in het vergelijken door de slechthorende van zichzelf met anderen. Het is bekend dat hoogopgeleide ouderen een hogere mate van sociale participatie hebben dan laagopgeleide ouderen, en dat koppels grotere sociale netwerken hebben dan alleenwonende ouderen. Doordat de samenlevende en/of hoogopgeleide slechthorende zijn sociale contacten en interacties vergelijkt met die van zijn goedhorende, sociaalactieve partner of leeftijdsgenoot, zouden deze mogelijk eerder als beperkt worden ervaren dan bij alleenwonende of lager opgeleide slechthorende ouderen.
Het lijkt er dus op dat de mate van eenzaamheid afhankelijk is van de copingstrategieën die iemand gebruikt, met andere woorden: hoe ga je ermee om?
Pronk en collega’s wilden ook weten of een snellere gehoorachteruitgang een groter effect op de psychosociale gezondheid zou hebben. Ze vonden voor twee groepen de volgende relatie: hoe sneller het gehoor achteruit gaat, des te groter de toename in eenzaamheid:
• Personen die al slechter hoorden bij de eerste meting en vanaf daar verder verslechterden (emotionele en sociale eenzaamheid)
• Personen die recent hun partner hadden verloren (emotionele eenzaamheid)

De onderzoekers vermoeden dat iemand met een reeds beperkt gehoor meer merkbare en grotere sociale beperkingen ervaart bij verdere achteruitgang dan iemand die zich nog in het beginstadium van slechthorendheid bevindt. Weduwen en weduwnaren zijn mogelijk kwetsbare ouderen bij wie de gehoorachteruitgang hen belemmert in het zoeken van een emotionele steun bij anderen. Een andere mogelijke verklaring is dat hun slechthorendheid hen beperkt in het zoeken van emotionele steun bij anderen.